ZZP’ers, CAO en ketenvorming
Trends in veterinair ondernemen, eerste helft 2018
In recente updates heb ik het vooral gehad over de komst en groei van de veterinaire ketens. In deze update wil ik het niet alleen hebben over ketenvorming, maar ook over enkele andere trends. Lees meer over ketenvorming in eerdere artikelen op de site van Raadgevers Kuijkhoven.
1. Toename in het aantal veterinaire ZZP’ers
Het aantal veterinaire ZZP’ers neemt geleidelijk toe. Er zijn steeds meer dierenartsen die ondernemersbloed voelen borrelen en besluiten om hun werk niet langer in loondienst, maar als ZZP’er te gaan uitvoeren. Binnen de wettelijke kaders die aan ZZP’ers worden gesteld (Wet DBA, voorheen de VAR) is het namelijk prima mogelijk om een aantal korte, maar ook een aantal langere opdrachten uit te voeren. Hiermee is er zowel flexibiliteit als ook enige mate van vastigheid.
Voordelen
Het heeft voordelen voor zowel werkgevers als ZZP’ers. In de meeste gevallen blijkt een ZZP’er niet of nauwelijks duurder dan een medewerker in loondienst. Een ZZP’er hoeft immers niet onderhouden te worden met:
- (sociale) verzekeringspremies;
- 2/3 pensioenpremie bijdrage;
- nascholingsbudget;
- salarisadministratiekosten;
- en bij ziekte kost een ZZP’er niets;
- daarnaast is er geen gedoe met een aantal kortdurende tijdelijke overeenkomsten achter elkaar en is er geen transitievergoeding van toepassing.
De veterinaire ZZP’er op zijn/haar beurt,
- kan zich doorgaans voor een redelijk bedrag verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid en aansprakelijkheid;
- en heeft vervolgens netto meer te besteden dan de collega in loondienst.
Het is niet verwonderlijk dat huisartsen en tandartsen er sinds jaren massaal voor kiezen om ZZP’er te worden.
De markt vraagt om ZZP’ers
Er is schaarste onder dierenartsen. Daardoor ontstaat behoefte aan meer flexibiliteit en een hogere arbeidsbeloning. Een dierenarts kan als ZZP’er eenvoudig van praktijk wisselen, terwijl de praktijkhouder met een ZZP’er snel tekorten in zijn personeelsbestand kan opvullen.
2. CAO Dierenartsen
– De CAO dierenartsen is al lange tijd voor een stabiele 30 procent van de practici van toepassing en daarmee niet algemeen verbindend verklaard.
– Het valt mij op dat de ketens hun medewerkers in loondienst willen nemen, maar de CAO niet toepassen, tenzij het van rechtswege moet. Ze houden de kosten en voorwaarden graag zelf in de hand. Het is logisch dat zij mensen in loondienst wensen; het bindt de medewerkers aan het bedrijf.
– Bij een keten volgt na de fase van expansie, de fase die voorafgaat aan het verkopen van de achterliggende aandelen van de keten (waarbij het rendement is gemaximeerd en de (loon)kosten zo beperkt mogelijk zijn). Reden te meer om zelf de regie te houden op de personeelskosten en niet te conformeren aan een CAO.
Is de CAO toepasbaar?
De CAO als zodanig biedt één regeling voor de relatief kleine maar ook zeer diverse doelgroep veterinaire practici. Is de CAO daarmee wel passend voor de betreffende dierenartspraktijken?
De werkzaamheden en salarissen in de landbouwhuisdierensector verschillen aanzienlijk ten opzichte van de gezelschapsdieren. Denk hierbij aan 1 op 4 diensten versus een spoedkliniek, business to business versus business to consumer; veterinaire en bedrijfseconomische bedrijfsbegeleiding versus een consult met preventieve en curatieve behandeling. ‘Veeartsen’ zijn nog schaarser dan gezelschapsdierenartsen, hetgeen effect heeft op de salariseisen.
3. Ketenvorming leidt tot efficiency maar ook tot kapitaalvlucht
De komst van de ketens heeft tenminste één belangrijk positief effect op ondernemend veterinair Nederland. Men moet nu echt op de bedrijfsefficiency gaan letten en daarmee ook de concurrentiepositie herijken. De komst van alternatieve bedrijfsvoeringen sinds medio 2011 (dierenarts in tuincentrum, mobiele dierenarts) leverde al enige stof tot nadenken op, maar zette nog niet aan tot grote wijzigingen in de bedrijfsvoering. De komst van de ketens doet dit wel.
De toekomstige bedrijfswinst door het putje
De dierenarts-eigenaar die zijn/haar praktijk verkoopt aan een keten, ziet de toekomstige bedrijfswinst verdwijnen naar de keten en daarmee de investeerders in de met name Zweedse investeringsfondsen. Het is ook daarom dat een behoorlijk aantal dierenarts-ondernemers hun praktijk niet wenst te verkopen; ze houden de winst liever zelf! Het inkomen (de winst uit onderneming) is op de langere termijn – na 4 tot 5 jaar – aanzienlijk hoger dan de opbrengst van de praktijkverkoop (bedrag ineens, plus eventuele nabetaling op prestatiebasis) en daarna een loondienst-inkomen. Bovendien kan men met een aantal efficiencyslagen en meebewegend met de prijsstijgingen een prima inkomen blijven verwerven en een prima concurrentiepositie behouden.
De laatste ontwikkelingen zijn van begin juni 2018. Het ziet er naar uit dat Pet’s Place hun in-store dierenarts concept nu uitrolt. Dit gonsde al een tijdje in de wandelgangen maar lijkt nu tot stand gebracht te worden.
Strenge eisen aan return on investement
Waar EQT (de investeringsmaatschappij achter Evisensia) vorig jaar IVC overnam en de bedrijven liet samenvoegen, wordt sinds 11 juni de andere Zweedse keten Anicura verkocht aan Mars (onder andere eigenaar van Royal Canin). Zoals eerder aangekondigd wil de nieuwe investeerder return on investment hetgeen naar verloop van tijd in de bedrijfsvoering tot uitdrukking zal komen. Meer efficiency en strakker sturen op meer omzet, minder kosten en daardoor meer winst.
De kreet ‘Dierenarts, let op je zaak’ is hier van toepassing; laat bij twijfel de winsten bij de Nederlandse dierenartsen blijven en niet naar Zweedse en nu dus ook Amerikaanse investeerders wegvloeien. Als je nu niet verkoopt kan dit altijd nog in een later stadium. Als je nu wel verkoopt is dit onomkeerbaar, en heb je geen grip op doorverkoop naar toekomstige eigenaars die hun eigen managementstijl en rendementseisen hebben.
Ondersteuning
Wij adviseren je graag bij jouw overwegingen ten aanzien van je bedrijfsvoering, de effecten van de ketens in de markt voor jouw eigen praktijk en je eigen financiële positie.