belastingplannen vermogen en inkomen 2024

Belastingplannen vermogen en eigen woning

De regering heeft een aantal wijzigingen voorgesteld met betrekking tot de fiscale behandeling van onroerend goed. Daarnaast wordt de belastingheffing over vermogen in de inkomstenbelasting fundamenteel herzien. Deze herziening is noodzakelijk geworden door een uitspraak van de Hoge Raad waarin is geoordeeld dat een heffing over een fictief rendement onrechtvaardig kan zijn.

Onderaan het artikel vind je de visie van collega Mark Kiesbrink op de belastingplannen.

Vermogen en eigen woning

Box 3: de manier van belasting heffen wordt aangepast

In de aangifte inkomstenbelasting over 2023, 2024 en 2025 wordt de belasting over het vermogen in box 3 op een andere manier berekend.

Lees meer over de manier van belasting heffen in box 3

Voor de bezittingen en schulden die iemand daadwerkelijk heeft op 1 januari van het jaar waarover aangifte wordt gedaan gelden dan drie fictieve rendementen.

Na afloop van ieder jaar wordt een fictief rendement vastgesteld voor banktegoeden (en contant geld), overige bezittingen en het negatief rendement van schulden. Deze drie fictieve rendementen worden vervolgens voor latere belastingjaren ook steeds vastgesteld op basis van de daadwerkelijke gemiddelde (negatieve) rendementen in het jaar waarover aangifte wordt gedaan.

Daarbij wordt het belastingtarief van box 3 verhoogd van 30% dit jaar naar 32% in 2023. In 2024 wordt het tarief dan verder verhoogd naar 33% en in 2025 wordt het tarief 34%. Het vrijgestelde vermogen in box 3 wordt vanaf 1 januari 2023 verhoogd van € 50.650 naar € 57.000. Voor partners geldt het dubbele bedrag.

Bij het invoeren van deze fictieve heffing over het vermogen van box 3 werd aangenomen dat een gemiddeld rendement van 4% risicoloos te behalen zou moeten zijn. De rente op banktegoeden is nu echter veel lager dan dat percentage. De Hoge Raad heeft daarom besloten dat de overheid het fictieve percentage in het forfait meer bij de werkelijkheid had moeten laten aansluiten. Daarom is er nu voor gekozen om de fictieve rendementen ook wettelijk te actualiseren en beter aan te laten sluiten bij de daadwerkelijke samenstelling van iemands vermogen. Voor banktegoeden en contant geld wordt hierdoor nu aangenomen dat in een jaar vrijwel geen rendement wordt behaald.

Een voorbeeld

Voorbeeld: Berekening voordeel uit sparen en beleggen 

Het vermogen van een individuele belastingplichtige bestaat op de peildatum van 1 januari 2023 uit banktegoeden: € 100.000, overige bezittingen: € 200.000 en schulden (na aftrek van de schuldendrempel): € 100.000. In dit voorbeeld bedragen de rendementspercentages in het belastingjaar 2023 voor banktegoeden 0,1%, voor overige bezittingen 5% en voor schulden 3%. Er wordt uitgegaan van een heffingvrij vermogen van € 50.000. Hieronder wordt in vier stappen toegelicht op welke wijze het voordeel
uit sparen en beleggen wordt berekend.

Stap 1: Rendement
Het rendement van de belastingplichtige in 2023 is € 7.100, zie de schematische weergave hieronder.

Vermogenscategorie Rendement
banktegoeden 0,1% x € 100.000 = € 100 (a)
overige bezittingen 5% x € 200.000 = € 10.000 (b)
schulden 3% x € 100.000 = € 3.000 (c)
a + b – c = € 7.100

Stap 2: Rendementsgrondslag en effectief rendementspercentage

De rendementsgrondslag (bezittingen -/- schulden) bedraagt € 200.000.
Het effectieve rendementspercentage (rendement / rendementsgrondslag) bedraagt 3,55% (€ 7.100 / € 200.000).

Stap 3: Grondslag sparen en beleggen
De grondslag sparen en beleggen (rendementsgrondslag -/- heffingvrij vermogen) bedraagt € 150.000 (€ 200.000 -/- € 50.000).

Stap 4: Voordeel uit sparen en beleggen
Het voordeel uit sparen en beleggen (effectieve rendementspercentage x grondslag sparen en beleggen) van de belastingplichtige in 2023 bedraagt: € 5.325 (3,55% x € 150.000).

Bron: Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in overeenstemming te brengen met de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021.
(Overbruggingswet box 3).

Box 3: alleen compensatie voor bezwaarmakers bij te hoge heffing in het verleden

Wie het niet eens is met de berekening van de belasting in box 3 voor de aangiftejaren 2017 tot en met 2020 kon bezwaar maken tegen de aanslag inkomstenbelasting.

Lees meer over de compensatie voor bezwaarmarkers

Alleen als bezwaar tegen deze aanslagen is gemaakt, is compensatie voor een eventueel te hoge heffing mogelijk. Wie geen bezwaar heeft gemaakt, komt niet voor compensatie in aanmerking.

Heffing in box 3 is in strijd met een verdrag

Iedereen die nog een definitieve aanslag over een bepaald jaar moet ontvangen of nog maar net ontvangen heeft kan nog bezwaar maken. In ieder geval wordt automatisch een andere, nieuwe berekening, toegepast als op 24 december 2021 nog bezwaar tegen een aanslag mogelijk was. Deze nieuwe berekening zal vaak gunstiger zijn.

Aanslagen over 2021 worden later verstuurd

Particulieren met vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting ontvangen dit jaar relatief laat hun aanslag over 2021. De Belastingdienst schreef op haar website dat de belastingaanslagen in fasen worden verstuurd, in de periode van 22 augustus tot half december 2022. Bij deze werkwijze worden de aangepaste, lagere, fictieve rendementen automatisch toegepast, zonder dat een burger daar wat voor hoeft te doen.

Heffing in box 3 is in strijd met een verdrag

De achtergrond van deze werkwijze is een uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021. In deze uitspraak staat dat de forfaitaire heffing van box 3, voor de jaren 2017 en daarna, in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Heel kortgezegd omdat er geen toereikende rechtvaardiging is voor een heffing over fictief rendement als het werkelijk rendement veel lager is dan het fictieve rendement dat in de wet staat. Burgers moeten hiervoor gecompenseerd worden.

Wat doet de Belastingdienst?

Om burgers te compenseren heeft de Belastingdienst een compensatieregeling. In het kort werkt deze compensatieregeling als volgt:

  1. Voor aanslagen die ten tijde van de uitspraak van de Hoge Raad, op 24 december 2021, al onherroepelijk waren komt er geen compensatie.
  2. In andere situaties wordt het fictieve inkomen voor de jaren 2017 tot en met 2021 opnieuw bepaald. In 2021 wordt daarbij aangenomen dat het rendement uit de banktegoeden 0,01% is, het inkomen uit overige bezittingen 5,69% en dat over schulden 2,46% is betaald. Als de uitkomst van de nieuwe berekening gunstiger is, kunnen belastingaanslagen worden vastgesteld volgens de nieuwe berekening.
  3. Vanaf medio september wil de Belastingdienst starten met het volgens de nieuwe systematiek opnieuw vaststellen van aanslagen over 2017 tot en met 2020 die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden of nog niet waren vastgesteld.

Als het indienen van een bezwaarschrift formeel nog mogelijk is, kan het interessant zijn om na te gaan in hoeverre het in die jaren in box 3 vastgestelde aangepaste fictief rendement te hoog is. De samenstelling van het vermogen en de werkelijke rendementen kan daarbij vergeleken worden met de rendementen in de tabel van de Belastingdienst. Een eventueel bezwaar moet dan binnen zes weken na dagtekening van een aanslag bij de Belastingdienst zijn ingediend.

I II III
2017 0,25% 5,39% 3,43%
2018 0,12% 5,38% 3,20%
2019 0,08% 5,59% 3,00%
2020 0,04% 5,28% 2,74%
2021 0,01% 5,69% 2,46%
2022 0,01% 5,53% 2,46%

Tabel met de fictieve rendementen in eerdere jaren
(bron Wet rechtsherstel box 3)

Box 3: in 2026 komt er een heffing over het werkelijk rendement op vermogen

Aangekondigd is dat een nieuw box 3-stelsel wordt ingevoerd op basis van het rendement dat daadwerkelijk is behaald. Bijvoorbeeld rendement in de vorm van rente, dividend, huurinkomsten en waardeontwikkelingen. De beoogde ingangsdatum van deze nieuwe wet is het belastingjaar 2026. Of het haalbaar is om deze nieuwe wet dan in te voeren is echter onzeker.

Algemeen tarief overdrachtsbelasting wordt verhoogd naar 10,4%

Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting wordt vanaf 1 januari 2023 verhoogd van 8% naar 10,4%. Het lage tarief voor woningen die als hoofdverblijf worden gebruikt blijft 2%.

Lees meer over deze verhoging

Met deze maatregel wordt het tarief verhoogd dat geldt als onroerend goed wordt overgedragen en er verder geen bijzondere regelingen van toepassing zijn. Het algemene tarief. Voor woningen geldt een laag bijzonder tarief van 2%. Het lage tarief is alleen van toepassing als de koper zelf in de woning gaat wonen en bij de notaris een schriftelijke verklaring is ondertekend, waarin staat dat de koper de woning na de verkrijging als hoofdverblijf gaat gebruiken.

Verhoogde vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning geldt nog tot 1 januari 2024

De verhoogde vrijstelling van schenkbelasting voor de eigen woning wordt volgend jaar verlaagd naar € 28.947. De vrijstelling wordt vervolgens op 1 januari 2024 definitief afgeschaft. Deze vrijstelling wordt ook wel ‘de jubelton’ genoemd.

Lees meer over de vrijstelling schenkbelasting

Materieel betekent deze maatregel dat deze vrijstelling al op 1 januari 2023 wordt afgeschaft. Voor schenkingen tussen ouders en kinderen geldt namelijk ook een eenmalig verhoogde vrijstelling zonder voorwaarden, voor het zelfde bedrag. Alleen dit jaar is het nog mogelijk om op verzoek tot € 106.671 belastingvrij te schenken aan kinderen in de leeftijd van tussen 18 en 40 jaar als de schenking bedoeld is om:

  • Een eigen woning te kopen, te verbeteren of te verbouwen;
  • Af te lossen op een eigenwoningschuld; of
  • Erfpacht voor een eigen woning af te kopen.

Als in 2022 al van deze vrijstelling gebruik is gemaakt, is het in 2023 nog wel mogelijk om gebruik te maken van het nog niet benutte deel van de maximumvrijstelling. Overigens geldt hierbij de regel dat de besteding van de schenking uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het jaar waarin voor het eerst een beroep op deze schenkvrijstelling is gedaan moet zijn geweest. Dat laatste betekent dat bestedingen in verband met deze regeling nog in 2024 kunnen zijn. Op een schenking in 2024 kan deze vrijstelling niet meer worden toegepast.

Hogere fiscale waarde bij tijdelijke verhuur, verhuur aan kinderen of een relatief hoge huur

Zowel voor box 3 als voor de schenk- en erfbelasting wordt de waarde van bepaalde verhuurde woningen vanaf volgend jaar vastgesteld op de WOZ-waarde, alsof de woning vrij ter beschikking staat van de eigenaar.

Lees meer over deze maatregel

De fiscale waarde van verhuurde woningen wordt dan niet dan niet meer verminderd bij tijdelijk verhuurde woningen, bij verhuur aan gelieerde partijen of relatief hoge huren.

Zowel in box 3 als bij de erf- en schenkbelasting wordt de waarde van woningen veelal bepaald aan de hand van de WOZ-waarde. De waarde van verhuurde woningen wordt daarbij nu vastgesteld op de WOZ-waarde, vermenigvuldigd met een zogenaamde ‘leegwaarderatio’. De waarde is hierdoor lager dan de waarde van een woning die vrij ter beschikking van de eigenaar staat. De waarde van een verhuurde woning is lager omdat huurders doorgaans huurbescherming hebben, waardoor een nieuwe eigenaar de huur niet zomaar kan aanpassen of nieuwe huurders kan aantrekken.

De leegwaarderatio is afhankelijk van de verhouding van de jaarlijkse huuropbrengst tot de WOZ-waarde van de woning (het direct rendement). Voor het vaststellen van de waarde komt er een nieuwe tabel waarmee de leegwaarderatio kan worden bepaald. In de nieuwe tabel zal staan dat bij een jaarlijkse huuropbrengst van meer dan 5% ten opzichte van de WOZ-waarde het percentage van de leegwaarderatio wordt verhoogd naar 100%. De (WOZ-) waarde wordt dan dus niet meer verminderd.

Daarnaast is er geen vermindering van de WOZ-waarde meer als bijvoorbeeld wordt verhuurd aan een zoon of dochter of als de woning binnen afzienbare tijd weer ter beschikking van de eigenaar komt. Een woning wordt geacht binnen afzienbare tijd weer ter beschikking te staan als een huurcontract voor een woning (eensgezinswoningen of appartementen) na twee jaar afloopt. Bij de verhuur van een kamer is er geen waardevermindering meer bij huurcontracten tot vijf jaar.

Geen btw meer verschuldigd bij de levering en installatie van zonnepanelen

Eigenwoningbezitters hoeven vanaf volgend jaar geen btw meer te betalen bij de levering of installatie van zonnepanelen. Op facturen die in verband hiermee worden uitgereikt wordt dan een tarief van 0% toegepast. Particulieren kunnen dan btw-vrij in zonnepanelen investeren, veelal zonder zich bij de Belastingdienst te hoeven melden als btw-ondernemer.

Lees meer over deze btw aanpassing

De levering en installatie van zonnepanelen, is op dit moment belast met 21% btw. Particuliere zonnepaneelhouders kunnen deze btw geheel of gedeeltelijk terugvragen door zich te registreren als ondernemer en aangifte te doen voor de btw. Zonnepaneelhouders zijn namelijk btw-ondernemer als zij stroom tegen vergoeding aan het energiebedrijf leveren. Deze regeling is ingewikkeld en administratief bewerkelijk. De nieuwe regeling is eenvoudiger. In nieuwe situaties hoeft vaak in het geheel geen btw meer aangegeven of teruggevraagd te worden als zonnepanelen worden geïnstalleerd op woningen of in de onmiddellijke nabijheid van woningen (bijvoorbeeld op een schuur). Er is dan geen btw meer om terug te vragen en voor het leveren van stroom aan het energiebedrijf kan veelal de kleine ondernemersregeling worden toegepast.

Visie Mark Kiesbrink

Tijdens mijn rechtenstudie kwam toenmalig Minister van Financiën, Gerrit Zalm, uitleg geven over de invoering van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Met deze nieuwe belastingwet werd het boxenstelsel geïntroduceerd. In de nieuwe “box 3” werd het inkomen (lees: rendement) uit vermogen belast. Dat was wel wezenlijk anders dan de Wet op de Vermogensbelasting, waarbij er een vast promillage werd geheven over het verschil tussen iemands bezittingen en schulden.

Lees meer over de visie van Mark

Dat er belasting zou worden geheven over vermogensrendementen was, in mijn ogen, niet oneerlijk. Waar men bij de introductie van de Wet Inkomstenbelasting 2001 te weinig kritisch is geweest is de introductie van een “forfaitair rendement”. Het ging daarbij om een verondersteld rendement over het totale vermogen.

Ten tijde van de introductie van de wet was dit forfaitaire rendement gesteld op 4%, hetgeen toen eigenlijk vrij laag was omdat de kapitaalmarktrente toen op zo’n 5% stond. Met andere woorden, het risicovrije rendement was hoger dan het forfaitaire rendement. Weinig reden om aan de bel te trekken.

De problemen die veel belastingbetalers hebben met het forfaitaire rendement moet je dus ook zien in het licht van de (kapitaalmarkt)rente. Deze staat inmiddels weer rond de 2%, maar is lange tijd laag en zelfs negatief geweest. Dan voelt een hoger verondersteld, forfaitair rendement wel erg zuur aan.

Goed om te zien dat de wijze van belastingheffing in 2026 anders zal zijn en dat daarbij alleen werkelijke rendementen zullen worden belast. Met het overgangsrecht (2022 t/m 2025) maken we al een stap in de richting van het nieuwe systeem. Er wordt daarbij uitgegaan dat vermogen geen eenheidsworst is, maar dat er daadwerkelijk verschillen zitten in typen vermogensbestanddelen (banktegoeden, overige bezittingen en schulden), die ook eigen rendementskenmerken hebben. Wel hebben we in het overgangsrecht nog te maken met een forfaitair rendement, maar die is nu zuiverder gekoppeld aan het betreffende vermogensbestanddeel.

Met het nieuwe stelsel voor belasting op inkomen uit vermogen in 2026, zal na 25 jaar eindelijk het forfaitaire rendement komen te vervallen en zal het werkelijke rendement worden belast. De Belastingdienst, maar ook alle banken, verzekeraars, beleggingsinstelling et cetera hebben die tijd zeker nodig om zich daarop voor te bereiden. De vraag is of belastingheffing op rendement op vermogen ook dan als eerlijk zal worden ervaren. Indien spaarders in 2026 weer hoge spaarrentes hebben, kan de belastingdruk zo maar groter zijn dan nu het geval is, zeker nu het belastingtarief ook nog omhoog gaat van 31% nu naar 34% in 2025. Voor beleggers die veel risico nemen en hoge rendementen krijgen, zal de belastingdruk in elk geval hoger uitpakken dan nu het geval is. Mijn verwachting is dan ook dat de belastingdruk op vermogen dan ook zal toenemen.

Robbie helpt je graag

Robbie volgt de ontwikkelingen en houdt je op de hoogte. Heb je vragen over de belastingplannen en wat ze voor jou kunnen betekenen? Neem contact op met je eigen adviseur of mail naar info@robbiekompleet.nl.

Jouw administratie goed geregeld?
Leuk dat je onze website bezoekt. Om de gebruiksvriendelijkheid van onze website te verbeteren, maken wij gebruik van functionele en analytische cookies. Wij gebruiken geen tracking cookies. Naast het accepteren van de cookies, kun je deze ook beheren via 'Cookie instellingen'.
Accepteer cookiesCookie instellingen